-
1 aan de boemel
adj. on the spree -
2 aan de boemel zijn
aan de boemel zijn -
3 aan de boemel gaan
aan de boemel gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aan de boemel gaan
-
4 aan de boemel zijn
кутить; гулять; пировать; лодырничать; бездельничать* * *предл.общ. бездельничать, гулять, кутить, лодырничать, пировать -
5 boemel
♦voorbeelden: -
6 boemel
-
7 on the town
aan het stappen, aan de boemel zijn -
8 on the racket
aan de boemel zijn, er van genieten -
9 кутить
v1) gener. aan de zwier gaan, zijn, maroderen, slampampen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, boemelen, brassen, (только inf) flierefluiten, fuiven, op de sjouw zijn, pierewaaien, sjouwen, slempen, zwieren2) colloq. op marode gaan3) liter. aan de rol gaan, aan de rol zijn -
10 кутить
v1) gener. aan de zwier gaan, zijn, maroderen, slampampen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, boemelen, brassen, (только inf) flierefluiten, fuiven, op de sjouw zijn, pierewaaien, sjouwen, slempen, zwieren2) colloq. op marode gaan3) liter. aan de rol gaan, aan de rol zijn -
11 гулять
vgener. aan de zwier gaan, zijn, tippelen, aan de boemel zijn, aan de wandel zijn, een wandeling doen, flierefluiten, gaan wandelen, kuieren, rondwandelen, wandelen -
12 пировать
vgener. fuiven, slempen, zwieren, brassen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, banketteren, de bloemetjes buiten zetten, goede sier maken, op de sjouw zijn -
13 гулять
vgener. aan de zwier gaan, zijn, tippelen, aan de boemel zijn, aan de wandel zijn, een wandeling doen, flierefluiten, gaan wandelen, kuieren, rondwandelen, wandelen -
14 пировать
vgener. fuiven, slempen, zwieren, brassen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, banketteren, de bloemetjes buiten zetten, goede sier maken, op de sjouw zijn -
15 бездельничать
v1) gener. hangen rond, klungelen, koekeloeren, kwezelen, aan de boemel zijn, boemelen, dagdieven, de zevende dag zoeken, flierefluiten, lanterfanten, lediggaan, leeglopen, maroderen, niksen, zijn tijd verprutsen2) colloq. op marode gaan3) liter. kringetjes spugen -
16 лодырничать
vgener. aan de boemel zijn, boemelen, de zevende dag zoeken, leeglopen -
17 batter
n. slagman; taartdeeg--------v. beukenbatter1[ bætə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————batter2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ timmeren op, havenen3 rammeien♦voorbeelden:batter down • neerhalen -
18 be on the racket
be on the racketaan de boemel zijn, de bloemetjes buiten zetten -
19 bender
n. boemelpartij; voorover gebogen[ bendə]♦voorbeelden: -
20 on a bender
on a bender
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Marten Toonder — Born May 2, 1912 Rotterdam, Netherlands Died July 27, 2005(2005 07 27) (aged 93) Laren, Netherlands Occupation Writer Nationality … Wikipedia